De afgelopen drie dagen droeg ik mijn sportkleren. Ik lag erin op de bank te Netflixen, zat in een koffietent gebak te eten en hing onderuitgezakt in een stoel bij een vriend koffie te drinken. Het is best lekker om tijdens deze activiteiten een broek met stretch aan te hebben, maar zelf kwam ik niet aan stretchen toe. Het tikken met mijn voet tegen de tafelpoot – na mijn derde bak koffie – was de enige beweging die ik maakte. Ik ga heel vaak bijna sporten, maar toch niet helemaal.

‘Oeh getver!’ riep mijn moeder gister toen ik aan de telefoon vertelde dat ik mijn sportkleren aan had. Het idéé van sporten alleen al doet ons Groenendijken rillen van onbehagen. Ik wijt het dus aan mijn achtergrond; ik heb geen sportgenen. Natuurlijk waren er wel pogingen. Laat ik jullie meenemen naar het jaar 1996. De tijd dat de sloten nog bevroren. Mijn vader besloot spontaan dat we mee gingen schaatsen met een tour langs ons eiland, Goeree-Overflakkee. Dat we nooit iets aan sport deden en totaal ongetraind waren, maakte het avontuur alleen maar groter. We bonden onze noren onder en gingen hand in hand van start. Na wat gewankel en gewiebel gleden mijn ijzers in rechte stroken over het ijs. Ik trok mijn hand los en waande me een ballerina. Zwierend van links naar rechts. Ineens was daar een takje in het ijs. En later een gat, maar pas nadat mijn vader dat erin had gevallen. We kwamen allebei in de EHBO-tent terecht; ik met een gekneusde pols, doordat er iemand overheen was geschaatst na mijn val over het takje. Mijn vader met een gat in zijn hoofd. Dat ijs van toen, daar kon je je nog een gat in je hoofd aan vallen.

Na een flitsende start ging ik altijd genadeloos onderuit

Als er een soundtrack voor mijn sportcarrière bestond, dan zou die starten met een elektrische gitaarrif en plotseling eindigen met een doffe bass drum. Vol goede moed maak ik een flitsende start om vervolgens onderuit te gaan of onderuit gehaald te worden. Met schooltennis deed ik monter één stap richting het net: middenvoetsbeentje gebroken. Met honkbal stond ik te dagdromen achter de slagman: wenkbrauwpiercing half uit mijn hoofd geslagen (hij bungelde nog aan een laatste stukje vlees). Met midgetgolf een soortgelijk scenario met als resultaat drie gekneusde ribben. Om nog maar te zwijgen van mijn fietstochtje dat onder aan een dijk eindigde.

Het sportpakje heb ik net weer uitgetrokken, nog altijd fris en fruitig. Hij kan morgen zo weer aan. De truc is om direct na het wakker worden mijn sportkleren aan te trekken en zonder na te denken naar de sportschool te gaan. Simpelweg het ene been voor het andere zetten, totdat ik in een lesje sta. Die slogan van Nike, Just do it, lijkt gemaakt voor depressievelingen als ik. Gewoon gáán, voor het hoofd de regie neemt en duizend redenen opsomt waarom je vooral niet zou moeten gaan. Het hoofd heeft wat sporten betreft vaak ongelijk: sporten is echt wel een manier om beter te sporen, er worden geluksstofjes in je hersenen aangemaakt, het leidt af en je hebt achteraf een voldaan gevoel. Maar mezelf in een sportschool krijgen, is voor mij al een sport op zich.